Omdat ik de afgelopen dagen meer dan goed voor een mens is in auto’s en marschrutka’s gezeten heb, ga ik niet naar Ushguli, een dorp 3 tot 4 uur verderop. Het staat bekend als het hoogst bewoonde dorp in Europa maar ik schat in dat Mestia ook best mooi is om te verkennen.
Als ik ‘s ochtends wakker wordt, is het minstens 2 graden onder nul buiten. En donker. Mijn kamer is koud maar daar was ik op voorbereid (flanellen pyjamabroek, pyjama met lange mouw en een longsleeve eronder). Als ontbijt eet ik wat brood met nutella. Ik klooi een beetje aan tot ik meer leven in de brouwerij hoor. Bij de hoteleigenaar vraag ik of ik theewater kan krijgen en word prompt onthaald als een vorst: een enorme roomsoes, een overheerlijke auberginesalade, een graansalade, tomaten-komkommersalade, de plaatselijke yoghurt met ingemaakte pruimen en heerlijk vers brood. Nu had ik niet eens trek, maar zo’n ontbijt sla ik niet af! En ik kreeg het ook nog eens gratis!
Na het ontbijt besluit ik een wandeling te doen uit de LP. Af en toe twijfel ik. Ik moet onder bogen in huizen door en sta praktisch bij mensen op het erf. Drie zwaar gehoofddoekte christelijke vrouwen groeten me als ik langsloop. De kruisen hangen op hun buik.
Een dame met rode hoofddoek komt uit haar ‘buiten’. Op mijn tweede dag (aan de Georgian Military Highway) vertelde de gids dat op het platteland nog 90 % van de huizen het toilet buiten hebben, zo ook hier!
Onderaan het steile pad staat een kalf. Ze kijkt me nieuwsgierig aan en als ik tegen haar praat, zet ze de achtervolging in. Samen worstelen we over de keien, zij snuffelend aan het gras, ik oeh’end en ah’end over de vergezichten van besneeuwde toppen die in het zonlicht schitteren. En overal steken de wachttorens die het volk in de Svaneti veilig hielden uit het landschap. Ik loop langs velden, boomgaardjes, houthakkende locals. Vanaf vandaag zie ik ineens overal hout, gekapte bomen en mensen die ermee aan het werk zijn. De winter komt eraan. Hoog boven me, op de top van de berg, zie ik het kruis dat mijn einddoel had moeten zijn. Als zelfs het kalf besluit niet verder te gaan, draai ik ook om. Om nou in mijn eentje door een dik naaldbos tegen een helling van meer dan 30 graden op te tijgeren, lijkt me niet verstandig.
Het uitzicht op de terugweg is zo mogelijk nog mooier, struiken met rozebottels staan langs het pad, een paar mannen meten met een lang touw een pad op. En verder alleen maar stilte.
Terug in het dorp steek ik de rivier over die smal maar met veel herrie door het dal dendert. Een mooie kerk en een wachttoren in één plaatje, het Svanetimuseum ligt modern en kubistisch tegen de andere heuvel. Als ik een kilometer of 3 buiten het dorp ben, word ik ingehaald door twee Oekraïense stellen. Ze vragen of ik de ropeway weet te vinden. Ik vertel dat ook ik ‘m zoek. Ze lopen door en een paar honderd meter verderop houden ze een auto aan. Het blijkt de chief of police van Mestia. Hij wil ons wel een lift geven, zeggen ze, en ik kan ook mee. Doen dus! We pikken iets verder naar beneden nog een stel op en crossen in de enorme politiejeep de ruim 6 km bergopwaarts naar de ropeway. Ik word er helemaal blij van. De Oekraïense heeft een kaart voor hem, met ieders naam er op, ook de mijne. Het laatste stel lijft me meteen in: ik ga met hen omhoog. Het concept van dingen in je eentje doen is bij hen, en überhaupt in deze regio, vreemd.
Voor twee euro naar boven en terug. Ik heb nog nooit in een skilift gezeten en dan ook nog eentje die zo hoog gaat. Ineens komen de besneeuwde toppen van een bergrug tevoorschijn. De gevaarlijkste berg om hier te beklimmen, Mount Ushba, ligt er in de verte bij als een baas! De temperatuur daalt voelbaar en ineens zien we onder ons ook kleine plekken met sneeuw.
Bovenaan de sklilift is een restaurant met een viewing platform en rondom is het uitzicht waanzinnig. Wow, wow, wow, wat is het hier mooi. Witte toppen rondom met daaronder de oranje-gele tinten van de herfst. Wat ben ik blij dat ik meegegaan ben! De Oekraïeners delen hun brood, kaas en thee met me. En een hele lange tijd genieten we gewoon. Er komt zelfs, binnen de cirkel van de bergrug, een vliegtuig binnen die na een luie bocht in het dal landt.
De Oekraïeners vragen me mee op hun verdere trek, dat lijkt niet verstandig. Twintigers en superfit vs moi. Ik besluit terug te gaan naar beneden want ik moet nog bijna 10 km terug het dal in. En ook dat is indrukwekkend: weliswaar over een asfaltweg maar op een wandelaar of 7 die de berg opgaan na, kom je niets of niemand tegen. Geen huizen, geen mensen, geen dieren (op een dood slangetje op de weg na). De natuur kleurt ook hier in de tinten van de herfst, met op de achtergrond de bergen die langzaamaan achter andere bergen verdwijnen.
Net als ik denk: nu ben ik het lopen wel zat en hoe ver MOET ik in godsnaam nog?, komt er een marschrutka achterop. Nou goed, die laatste 2 km had ik ook nog wel kunnen lopen!
Op het centrale pleintje blijkt een festival voor volksdans en zang bezig te zijn. Kindertjes dansen zich de benen uit het lijf, volledig in klederdracht. Leuk om even naar te kijken en een paar foto’s te schieten.
‘s Avonds eet ik in hetzelfde café als gisteren een goddelijk lekkere knapperig gebakken pikante kippenlever, met een verse salade van tomaat en komkommer erbij en een bak behangplaksel. De levertjes zijn zo lekker dat ze bijna de strijd aan kunnen met mijn moeders’ ‘comfort food’ kippenlevertjes met ui… en dat wil wat zeggen!
Terug op mijn kamer krijg ik van een geschrokken hoteleigenaar een elektrische kachel… had ik die dan nog niet??? En zalig warm en volgegeten val ik al vroeg op de avond in slaap. Eentje voor de boeken, weer!