Koya-san: regen, regen, regen

Vandaag stond Koya-san op de planning, een Shingon boeddhistisch tempelcomplex hoog in de bergen. Je komt er met de trein, een kabelbaan en een bus. Daar doe je ongeveer 2,5 uur over, one way. De trein vertrekt, heel comfortabel, vanaf Nankai Namba station in Osaka, 5 minuutjes lopen vanaf mijn hotel. Omdat mijn JR-pas op dit traject niet geldig is moet ik gewoon een kaartje kopen. Bij het loket vertellen ze me dat er een aanbieding is: 1200 yen voor het hele pakket. Toch weer een besparing van zo’n 20 euro. Fijn!

Na een goede 20 minuten gaat de miljoenenstad over in landelijke omgeving. Houten huizen met antiek uitziende daken, volop bloeiende kersenbomen tegen de bergwanden met direct naast het spoor moestuintjes. Mooi. Na een klein uur stap je over en ga je met een zelfde soort boemelmetro verder naar Gokurakubashi,. De bergen worden steeds hoger en de geur van bos dringt af en toe binnen en verjaagd kort de geur van mottenballen die hier redelijk universeel is. Het uitzicht is mooi maar door de laaghangende wolken redelijk beperkt. Onderaan een enorm steile bergwand wacht de kabelbaan op je.  Vijf minuten duurt de rit met de kabelbaan maar en is volgens mij net zo steil als die naar Victoria Peak in Hongkong. Bovenaan de berg miezert het gestaag. Blegh. Gelukkig heb ik een paraplu bij me.

Het dorp puilt uit van de tempels en de eerste 10 zijn nog interessant, vooral als een zo te zien hoge monnik ergens vertrekt in zijn traditionele gewaad met witte sokken in houten kleppers. Iedereen ligt op de knieën om hem gedag te zeggen. Je hebt grote tempels, kleinere, heel eenvoudige tegen de bergwand met een pad met rode torii (poorten) er naartoe. Over staan watertonnen en houten emmers met scheppen erin. De winkeltjes die hier en daar tussen de tempels staan zijn propvol. Busladingen Japanse toeristen kopen er lekkers en souvenirs. Hier en daar zie je een westerse toerist maar het is vooral een Japans feestje. Hier en daar lopen ook monniken op straat in hun donkerblauwe gewaden, de meeste met sneakers maar hier en daar ook eentje met houten kleppers aan. Een mooi gezicht!

De belangrijkste tempels zijn indrukwekkend, met mooie schilderingen en kalligrafie maar zijn van binnen verder vooral basic. De tuinen er omheen zijn het mooist. Maar met zoveel tempels (tientallen) wordt het een beetje overkill dus ga ik over op buitenkanten en de begraafplaats hij de ingang naar Okunoin. Inmiddels komt het water met bakken uit de lucht en vind ik het welletjes: een snelle roerbakrijst met thee en na een paar uur ronddolen is het tijd om terug te gaan. Ook de terugweg gaat met de gebruikelijke Japanse efficiency, nu zelfs zonder overstap.

Als ik aan het begin van de avond mijn voucher wil inwisselen op Osaka Station kom ik in een ware heksenketel. Ik sta 50 minuten in de rij terwijl rondom me de mensen racen. Ik maak er een sport van om de schoenen van meisjes te bekijken: een derde heeft te grote schoenen, 95 procent heeft schoenen die totaal niet passen bij wat ze dragen. Gestreepte sokjes in geblokte schoenen, enkelsokjes met ruches in pumps, pikzwarte maillots in bij voorkeur witte of lichtbeige schoenen, rode schoenen met lichtblauwe sokjes met roze beertjes onder een crèmekleurige kanten rok… Je snapt het… Ik hoefde me niet te vervelen.

En toen had ik ineens behoefte aan brood… Hier, in Japan. Kom er maar eens om! Gelukkig kwam ik net voor ‘mijn’ metro-uitgang een lunchroom met brood tegen. Brood zie je namelijk niet veel. Wel veel gebak en mochi, de rijstmeelballetjes. Na een sandwich met gerookte kip en mosterdsaus kan ik er weer tegen. Nu de trip van morgen maar eens plannen!